Lonn

  • Vereniging
  • 4 minuten (892 woorden)

Koning Marton bezat vele dochters. Hoe dit mogelijk is zou ondertussen wel duidelijk moeten zijn. Al zijn dochters bezaten zijn genen, leek het wel. In schoonheid werden ze slechts overtroffen door Marton de Perfecte. Hij was de allermooiste van ze allemaal. 
Marton de Versierder hield er niet van wanneer zijn dochters vies werden. Behalve wanneer hij ze liet schrobben en poetsen in de gangen van zijn paleis. Hij verwachtte dat zijn prinsesjes er altijd piekfijn bijliepen, want, zo zei hij, ´het kiezen van mooie kleren kan je leren´. 
Eén van zijn dochters trok zich niet veel aan van Marton de Begeerlijke, Lon was haar naam. Ondanks dat iedereen in verbazing sprak over haar betoverende verschijning, had ze één mispuntje volgens Marton de Fantastische. e speelde namelijk graag in de modder. “Een maskertje kan ik nog begrijpen”, zei Marton de Jonge vaak genoeg. “Dat doe ik zelf immers ook. Maar niet met kleren en al door de modder rollen!” 
Tijdens onbewaakte uurtjes glipte Lon vaak het paleis uit om beschut in het bos met haar vriendinnetje Elk te gaan spelen. “aten we gaan modderhappen!”, jubelde on. “Jaaa, tot je nek in de drek!”, riep Elk uit in blijdschap. 
Lon wist dat Marton de Fluorescerende het niet op prijs stelde dat ze omging met Elk, en omdat ze niet vuilafstotend was zoals hij, probeerde ze het geheim te houden. Helaas ging dit vaker fout dan goed. Iedere keer dat ze samen buiten waren, liet Elk zich namelijk vastleggen op canvas. En deze schilderijen liet ze vervolgens aan heel het dorp zien. Iedere week had ze wel een nieuwe om op te hangen! En zo kwam Marton de Bedrogene erachter wat Lon achter zijn rug om uithaalde. 
“Een dochter die zich niet als een prinses gedraagt, is geen dochter van mij”, zei hij op een dag. “Als je niet zo mooi was geweest, zou je niet meer welkom zijn in mijn paleis.” Daarom liet hij Mirjan de zeeheks komen. Zij zou wel raad weten met Lon. 
“k ben bijzonder goed met spreuken op mensen”, zei ze. “Dit zeehondje was ooit een jongetje. Zeg eens gedag tegen Marton de Allesheerser”. “Oenk, oenk, oenk!”, klonk het. “Breng on naar de bovenste kamer in de allerhoogte toren van het paleis, en wanneer ze gaat liggen zal niet wakker worden voordat een prins langskomt om haar te redden.” 
De eerste die probeerde de slapende Lon te bevrijden uit haar kamer was Broeder Tuk. Hij wilde net zo dapper zijn als Barend. “k zal Elk redden, al is het het laatste wat ik doe,” zwoer hij. oen hij echter begreep dat Marton de Geoliede niet Elk, maar zijn eigen dochter had opgesloten, staakte hij zijn onderneming. “Waarom zou ik on redden?”, zei hij. “k woon al samen met Kleine Boedha en één rooie in mijn leven is meer dan genoeg! Dat rooie moet er juist uitgefokt worden, dat zegt Boedha zelf!” 
De volgende die de hand van Lon begeerde was een oogverblindende jongeman met de ijdele naam Mooiboy. Maar één blik op de woeste doornstruiken rondom de toren en hij deinsde achteruit. “Mijn kleren gaan vast scheuren”, jammerde hij. “En die doornen maken krassen op mijn zachte gezicht. En mijn haar zal zeker door de war raken!”, stamelde hij. En zo vlug als hij gekomen was, verdween hij weer. 
Dagen, maanden en jaren gingen voorbij en vele mannen probeerden de toren te beklimmen in een heldhaftige poging de schone Lon te redden. Maar alleen faalden jammerlijk. De dichte 
doornstruiken bleken teveel voor de koene krijgers. Omdat het zolang duurde totdat de ware zich getoond had, reikte het haar van Lon door het raam en bijna tot aan de grond. Dit maakte de eer om haar te redden alleen maar groter en De egende van Groote Haar’ werd een veelgehoord verhaalthje voor het slapen gaan. In het bijzonder bij kleine meisjes die niet deden wat hun ouders wilden. 
Op een dag kwam er echter een prins uit een ver land naar het koninkrijk van Marton de Ongevenaarde. “Oh, Marton de ere, mag ik mij aan u voorstellen? Mijn naam is Syt en op mijn rode schoenen ben ik van mijn eiland hier ver vandaan naar uwe paleis gereisd om uwe allerschoonste dochter Lon de Lieve uit uwe toren te bevrijden, vermits wij Eilanders dezelfde zand- en modderpassie delen met uwe lieflijke dochter.” 
Met grote halen zwiepte Syt zijn zeis in het rond en baande zich als eerste ooit een weg naar de toren, alwaar Lon sliep. Zoals Mooiboy voorspelde scheurde zijn kleren en sierde sneeën zijn gelaat. Maar Syt zette door. Bij de toren aangekomen begon hij aan de lange weg naar boven. Voorzichtig plaatste hij voet na voet op de uitstekende richels van de stenen muur.  
Plots gleed zijn voet weg en kon hij zich met zijn handen niet meer vastgrijpen aan de stenen, waardoor hij met een smak op de grond viel. “Mijn tsand!”, riep hij uit. “Waar iss mijn voortsand?”, gruwelde hij.  
Maar hij gaf niet op. Sterker, de onfortuinlijke tegenslag maakte Syt juist vastberadener. Met pure doodsverachting en na verscheidene angstige momenten bereikte hij uiteindelijk het open raam van Lon. Hij klom naar binnen, gaf haar een zoen waardoor ze ontwaakte, sneed met zijn zeis haar haren kort tot op bipshoogte, bevrijdde haar uit de toren en vroeg zich af of ze lang en gelukkig zouden leven. 


12feb

Doekus

Onheilspellende rode wolken pakten zich samen boven het winterse koninkrijk van Marton de Bange. “Wat is dit voor hekserij?”, vroeg hij...

10feb

De Njeppert

Nadat hij vrij ongelukkig te water was geraakt, was Fabo maar al te blij dat hij na dagen van meegesleurd te worden door de stroming...

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen

Onze sponsoren