Jelte & Sanne
De familie Neus had twee kinden, Jelte en Sanne, die met hun vader en moeder in een huisje aan de rand van het bos woonden. Op een avond hoorde Jelte zijn moeder zeggen: “We hebben niet genoeg geld meer om eten te kopen. Morgen zullen we de kinderen in het bos achterlaten.”
Midden in de nacht sloop Jelte de deur uit. Hij vulde zijn zakken met kiezelsteentjes en ging daarna vlug weer naar bed. De volgende ochtend gingen ze op pad. Jelte liet telkens een kiezelsteentje vallen en maakte zo een lang spoor.
Diep in het bos stopten ze. Hun vader en moeder gingen houthakken, zeiden ze. Maar ze kwamen niet meer terug. Gelukkig hoefden Jelte en Sanne het spoor van de kiezelsteentjes maar te volgen om de weg naar huis terug te vinden.
Een paar weken later gebeurde hetzelfde, maar nu had Jelte geen kiezelsteentjes bij zich. Daarom maakte hij een spoor van restjes koek. Weer werden de kinderen in het bos achtergelaten. Jelte zocht het spoor van kruimels, maar de diertjes hadden alles opgegeten. De hele nacht dwaalden de kinderen door het bos.
´s Ochtends staken ze een riviertje over dat naar de zee ging. “Ooh”, zei Sanne, “was dat Fabo niet die net langsdreef?” “Bij die sluwe Fabo kun je beter uit de weg blijven”, zei Jelte, en stug liepen ze door.
In de middag zagen ze een bijzonder huisje. Het had een pannenkoekendak en de muren waren van suiker. “Kijk eens hoe lekker dat eruit ziet”, zei Sanne. “Ja, wat heerlijk”, zei Jelte. “Hihihihi, hihihihi”, lachte hij. “HAHAHA”, lachte Sanne met hem mee. Jelte snoepte een stukje van het dak, maar toen Sanne een hapje wilde nemen zei Jelte: ”Jij mag niet, jij staat nog te dik.”
Toen hoorden ze een krakende stem. “Knibbel, knabbel, knuisje, wie knabbelt er aan mijn huisje?”
Het kleine vrouwtje, Eva, vroeg vriendelijk of de kinderen wilden binnenkomen. Maar eenmaal binnen bleek de vrouw een gemene heks te zijn. Nauwelijks waren de kinderen binnen, of ze gooide de deur met een smak dicht.
Ze stopte Jelte in een hok, want ze wilde hem vetmesten en opeten. “En jij”, zei ze tegen Sanne, “gaat schrobben en poetsen voor mij.” Eva voerde Jelte elke dag pap, waardoor hij rond werd en lekker zou smaken. En elke dag voelde de heks aan Jelte’s wijsvinger of hij al dik genoeg was. Ze had zulke slechte ogen dat ze niet zag dat Jelte telkens een dun kippenbotje tussen de tralies door stak.
Af en toe, wanneer Eva naar beneden ging, hoorde Sanne rare geluiden. “Hoorde je dat, Jelte? Volgens mij houdt die boze heks ook nog iemand opgesloten in de kelder!”
Een paar dagen later vond Eva het welletjes. “Vooruit luie Sanne, steek de oven aan. Ik heb zin in een lekker hapje.”
Sanne schrok zo erg dat het haar niet lukte. De heks duwde haar aan de kant en wilde de oven zelf aansteken. Ze boog zich voorover. Sanne nam een aanloopje en met al haar kracht duwde ze de heks de oven in. Vlug bevrijdde Sanne haar broer en dansten ze van geluk. Ze dansten zo hard dat de koekoeksklok, die negen keer sloeg wanneer het tien uur was, van de muur kapot viel op de grond.
“Gouden munten en dukaten”, jubelde Jelte toen hij al dat kostbaars uit de klok zag rollen. “Diamanten en een parelketting”, riep Sanne, terwijl ze de sieraden omdeed.
Vriendelijke dieren in het bos wezen Sanne en Jelte de weg terug naar huis. Hun ouders hadden ondertussen spijt gekregen dat ze de kinderen in het bos hadden achtergelaten. Daarom dansten ze allemaal van plezier. Toen Jelte de zak met goud overhandigde, was zijn moeder zo blij, dat hij een dikke kus kreeg.
En ze leefden nog lang en gelukkig.
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen