Martine
Er was een eens een zeemeermin die net haar verjaardag gevierd had. Haar naam was Martine. Als kers op de taart mocht ze van haar moeder Jansien, die heerste over de Zeven Zeeën, eindelijk een kijkje nemen aan de oppervlakte. Martine was beschermd opgegroeid en kende alleen de diepste diepten van de zee.
Ondertussen liep Koning Marton chagrijnig rond in zijn paleis. “Alle meiden in het paleis en dorpjes ken ik van top tot teen, van buiten én van binnen. Ik ben toe aan iets nieuws, iets exotisch, iets kinkies.” Daarom beval hij zijn lakeien zijn schip gereed te maken en koers te zetten naar nieuw, onontdekt land.
Op open zee sloeg het noodlot echter toe voor Marton de Verveelde. Een grote storm zette op en verwoestte het schip. Marton de Trotse dobberde nu bewusteloos rond in zijn kleerkast met onzichtbare kleren.
Niet ver daar vandaan bewonderde Martine voor het eerst de lucht en genoot ze van het uitzicht. Plots zag ze iets drijven. “Wat is dat?”, vroeg ze aan haar kameraadje Bofty het visje. “Dat is een mens, blijf daarbij uit de buurt”, waarschuwde Bofty. “Van je moeder is zo’n exposure verboden.”
Maar Martine luisterde niet naar Bofty. Ze was veel te nieuwsgierig.
Marton de Schone was het vreemdste, maar mooiste schepsel dat ze ooit gezien had. Ze kon hem in zijn volle glorie aanschouwen, want hij leek geen kleren aan te hebben. Ze voelde iets kriebelen in haar buik. Zou ze verliefd zijn?
Ze pakte Marton de Blote in een stevige greep vast, liet zijn hoofd op haar borst rusten en zwom hem veilig terug naar de kant, terwijl ze vrij luid lieve woorden sprak tegen haar drenkeling. Zachtjes praten was nooit een van haar kwaliteiten geweest. Op de achtergrond mopperde Bofty afkeurend.
Een paar dagen verstreken en Marton de Ongeduldige had nog geen enkel idee wie zijn redder was. Hij herinnerde alleen vaag een stem die maar niet ophield met praten. “Laat heel het land weten”, zei hij, “dat ik opzoek ben naar mijn redder.”
Dit nieuws bereikte Martine al gauw. Maar zonder benen kon ze niet bij Marton de Zoekende aankomen. Daarom ging ze naar haar gemene tante Mirjan. Zij kon toveren en gaf Martine benen in ruil voor Martine’s stem en de belofte dat ze binnen drie dagen met Marton de Knappe zou trouwen. Zou ze niet met hem trouwen, dan zou ze de gevangene van Mirjan worden.
Dit was een sluwe list van Mirjan, die zelf over de Zeven Zeeën wilde heersen in plaats van haar zus Jansien.
“Zeg eens wat”, zei Marton de Beminde. “Jou ken ik niet. Waarom niet? Waar kom je vandaan?” Dit maakte Marton de Scherpe behoorlijk opgewonden. Maar Martine kon niet antwoorden en vluchtte huilend terug naar Mirjan die haar gevangen nam.
Toen Jansien dit vernam, zei ze tegen Mirjan: “Laat Martine gaan en neem mij.” Dit was het moment waarop Mirjan gehoopt had! Nu was zij zelf heerser over de Zeven Zeeën!
Martine kreeg haar vrijheid, stem en vinnen terug. En ze zwom zo snel als ze kon met Bofty door het riviertje door het bos naar het paleis van Marton de Wulpse. Onderweg kwam ze een eigenaardig
figuur met grote puntige oren, fel gele ogen en grote scherpe tanden tegen en hielp hem terug aan land.
Bij het paleis aangekomen herkende Marton de Slanke de stem van Martine meteen. “Jij bent het!”, riep hij uit. “En je hebt vinnen!”, exclameerde hij. Martine was het ideale meisje voor de nieuwe avontuurlijke spelletjes waar Marton de Hemelse al tijden naar uitgekeken had.
Vanaf deze dag waren Martine en Bofty graag geziene gasten in de gracht van het paleis. En ze leefden nog lang en gelukkig.
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen